De rug waarop Ierland werd gebouwd

Dit artikel verscheen op 31 maart 2021 op de website van de Groene Amsterdammer.

Naast een door doornstruiken overwoekerde cottage met ingeslagen ruiten staan vier ezels te grazen. Met een stoïcijnse blik kijken ze op naar de wandelaars die voorbij komen. Hun vacht is dof en hun hoeven zijn krom uitgegroeid, waardoor het lijkt alsof ze op skiën lopen. Een treurig plaatje, al lijkt het wel in het woeste landschap van de Ierse westkust te passen. Als je de mensen in de omgeving vraagt van wie die ezels zijn, daar in dat verlaten veld, halen ze hun schouders op. ‘Nobody knows’.

De ezel is waardeloos in Ierland en wordt daardoor ook verwaarloosd. Achtergelaten ezels staan in verlaten velden. Eigenaren willen of kunnen niet meer voor ze zorgen en raken ze niet kwijt. Op de website Donedeal, een soort marktplaats voor vee, worden de dieren voor een lage prijs of zelfs helemaal gratis aangeboden. Maura O’Connell, een ezelliefhebster uit Meath aan de Ierse oostkust, maakt zich boos over hoe met ezels wordt omgegaan in Ierland. Ieder weekend reist ze samen met haar dochter het land door en bezoekt country fairs om met trots de ezel te promoten. Maar het is niet makkelijk. Er wordt neergekeken op het dier. Het wordt gezien als ‘a poor man’s horse’ en dat is volledig onterecht, vindt ze.

Tot de komst van de tractor in de jaren zeventig stond de ezel centraal in het Ierse boerenleven. Hoewel het dier niet inheems is en met zijn waterdoorlatende vacht niet goed uitgerust is voor het Ierse klimaat, was het decennialang de steun en toeverlaat voor de Ierse keuterboer. De ezel droeg de turf uit de moerassige bogs en het heldergroene zeewier van de kust. Hij liep over de aardappelvelden en werd gebruikt om mee te ploegen. En nog belangrijker: de ezel werd je niet door de Engelsen afgepakt. Die waren alleen in paarden geïnteresseerd.

De ezel hoort thuis in het plaatje van het archaïsche boerenleven. Een soort leven dat in Ierland dichter bij het heden ligt dan in andere West-Europese landen. In de tweede helft van de twintigste eeuw waren er met name aan de westkust nog genoeg arme keuterboeren, die nauwelijks konden rondkomen en in erbarmelijke omstandigheden leefden: zonder toilet of stromend water en in tochtige huizen. De wegen naar de hoofdstad waren slecht. Men leefde afgezonderd en vooruitgang ging langzaam. In 1974 trad Ierland toe tot de EU. De landbouw moderniseerde en bureaucratiseerde en kreeg daar onder meer subsidies voor terug. De ezel verdween naar de achtergrond en kreeg de stempel van ‘the poor man’s tractor’.

Vanaf midden jaren negentig maakte het arme Ierland een ongekende economische groei door, wat haar de naam Celtic Tiger opleverde. De vastgoedzeepbel die zich in deze tijd ontwikkelde was groot. Mensen die voorheen nauwelijks rondkwamen, bezaten opeens geld om een huis en meerdere auto’s te kopen. Vrijwel iedere Ier spreekt terugblikkend over de ‘crazy times’ waarin alles opeens een zeepbel werd. Binnen deze welvarende idylle baadde het schrale Ierse landschap plots in een licht van welvaart en luxe. Hier hoorde een huis op het platteland bij. De Ieren die deze huizen kochten waren zelf meestal geen boeren meer, maar hadden nog wel ouders of grootouders die op het land gewerkt hadden. Vaak mét een ezel. Uit boerennostalgie hoorde de ezel dus thuis in deze nieuw verworven plattelandsrijkdom. Het dier moest met zijn hoofd boven de typische lage stenen muurtjes in de velden uitsteken. En bovendien: het dier stond nu in de tuin, hoefde niet meer te werken en mocht na al zijn jaren arbeid meegenieten van de rustige oase van huisje, boompje, beestje.

Handel in ezels werd een booming business. Hun prijs steeg exponentieel en de dieren werden ijverig gefokt. Er viel geld te verdienen. Tussen de zeven- en twaalfhonderd euro werd nu neergeteld voor een dier dat enkele jaren daarvoor nog hooguit honderd euro kostte. Daragh O’ Tuairisg, een ezelkenner uit Galway, vertelt met opgewonden stem over de veemarkt in Drumshanbo waar een ezel voor achttienhonderd euro werd verkocht. Bij Daragh zit de ezelliefde in het bloed, zijn opa had ze ook al. Hij verkocht zijn eerste ezel voor vijftien pond toen hij negen jaar oud was. Voor hem hebben de dieren altijd hun waarde gehouden, los van het eb en vloed van de economie.

Want toen: ‘Poof.’ Daragh laat het tragische geluidseffect nawerken in de ruimte. ‘They went.’ De financiële crisis van 2008 trof Ierland hard en alle verworven luxe moest de deur weer uit. Daar hoorden de ezels dus ook bij. De verkoop stagneerde en niemand kreeg zijn ezel in Ierland nog van de hand. Een ezel wordt gemiddeld dertig jaar oud en in de jaren van de Celtic Tiger waren er heel wat bijgekomen. Ierland had te kampen met een ezel-surplus. Een deel van de dieren werd opgevangen in een donkey sanctuary, waarvan er in Ierland een aantal is. Een ander gedeelte werd geëxporteerd naar het buitenland, naar Italië bijvoorbeeld, waar ze volgens Sue Paling, die een donkey sanctuary in Castlebaldwin leidt, in de salami verdwenen. Ook zag je ze steeds vaker in de velden langs de weg staan.

In 2008 kwam de Ierse regering met hulppakketten die erop gericht waren de boeren te steunen op grond van de door hun gehouden dieren. Per hectare land moesten ze gemiddeld 0,15 ‘lifestock unit’ (ofwel vee-eenheid) houden. Daarnaast moest het land in een achtergesteld gebied liggen om aanspraak te maken op deze Areas of Natural Constraint-subsidie, die voor 55 procent uit de Europese portefeuille betaald werd. Op een kaart van de overheid is aangegeven welke gebieden in Ierland als achtergesteld gelden: driekwart van het land is donker gekleurd.

Aan de hand van de ANC-subsidie werd boerderijdieren een waarde toegekend. Een schaap telde als 0,15 vee-eenheid mee, jonge koeien tot twee jaar als 0,6 en een volwassen koe, paard en ezel telden allen als één vee-eenheid. De waardeloze ezel verwerd hierdoor tot handelsartikel: juist doordat haar prijs zo gedaald was nadat de ezelzeepbel was geknapt, was ze een goedkope investering voor boeren om een hoge vee-eenheidswaarde mee te behalen en subsidie te kunnen innen. Aan ezels heb je verder ook geen werk, dachten ze. Die zet je in een veld en je hoeft er niet meer naar om te kijken.

En precies daar ging het fout, menen de ezelliefhebbers die zich buigen over het welzijn van de dieren. Daragh: ‘People with no love for donkeys just had them.’ Laura Foster van de Donkey Sanctuary Ireland (DSI) in County Cork ziet de ANC-subsidie als een marktfalen. Het was een manier om het surplus aan ezels kwijt te raken, maar de verwaarlozing van de ezel werd er dankzij de subsidie niet minder om. Bovendien werden er nog meer ezels gefokt, daar ze nu een bepaalde marktwaarde hadden gekregen. De meeste mensen hebben geen idee wat voor zorg het dier nodig heeft en waren er ondanks de subsidie ook weinig in geïnteresseerd. Door zijn stoïsche uitstraling wordt vaak gedacht dat de ezel geen gevoelens heeft en het hem allemaal om het even is. Het wordt makkelijker om het dier te objectiveren. Volgens Laura zijn het de dierenwelzijnsorganisaties die de afgelopen jaren de rommel van de subsidie hebben mogen opruimen. De DSI heeft op het moment zo’n achttienhonderd ezels onder haar hoede, die ze bij pleeggezinnen onder proberen te brengen.

Voor het aanvragen van een ANC-subsidie moesten de dieren geregistreerd worden, wat meer inzicht heeft gegeven in de populatie. Vroeger, vertelt een oudere boer, waren de ezels net als schapen op een berg, ‘a free for all’. Ze behoorden aan iedereen toe, maar tegelijkertijd aan niemand. De ezelpopulatie in Ierland wordt momenteel tussen de vijf- en twintigduizend geschat, wat nogal een brede marge is. In 2019 waren circa 2200 van de ezelregistraties voor ANC-ezels. Er bestaat dus ook een groot percentage ezelbezitters dat het dier niet wil laten registreren. De cultuur van registratie is buiten de subsidie nog steeds niet wijdverbreid. Volgens Maura omdat de autoriteiten dan weten dat de ezel bestaat, dat iemand de bezitter is en daar komt verantwoordelijkheid bij kijken. Dat willen de mensen niet.

Ezelpaspoorten zijn aan te vragen bij de Horse Sport Ireland (HSI). In de HSI-data is terug te zien dat in de periode van 2004 tot 2013 een derde van de geregistreerde ezels mannetjesezels, of in het Engels ‘Jack donkeys’, zijn. Jacks zijn niet erg geliefd, omdat ze ongecastreerd nogal moeilijk in de omgang zijn. Waarom worden de dieren dan niet gecastreerd? Dat antwoord ligt bij de waardeloosheid van de ezel: de waarde van het dier weegt niet op tegen de kosten van een castratie van rond de honderd tot 120 euro. Maura heeft haar Jack natuurlijk wel gecastreerd: hij kreeg zelfs de ‘royal treatment’ en bleef één nacht bij de dierenarts. Wanneer je de ezel als huisdier ziet, dan betaal je. Maar zie je het dier als handelswaar, dan wordt de juiste zorg snel te duur.

Het is de vraag waar het overige deel van de ongecastreerde Jack-ezels blijft, want er worden gemiddeld evenveel mannelijke als vrouwelijke dieren geboren. Onderzoekers van de Universiteit van Dublin (UCD) opperen een verband met het paardenvleesschandaal uit 2013, waar paardenvlees in hamburgers verdween. Ook het Ierse ezeloverschot zou zijn weg in de voedselketen hebben gevonden. Maar omdat het bestaan van de ongecastreerde Jacks zich alleen laat vermoeden en niet met registratiecijfers te bewijzen is, tast men alsnog in het duister. Het overschot aan ezels lijkt in het niets te verdwijnen. En dat niets lijkt hier ook verdacht veel weg te hebben van de uitgestrekte velden aan de Ierse westkust, waar de dierenwelzijnsorganisaties de dieren dan weer oppikken.

Afgelopen jaar zijn er bij de DSI 248 ezelwelzijnszaken binnengekomen. Bij grofweg 75 procent van alle gevallen ging het om mannelijke ezels die niet geregistreerd waren. De meeste ongechipte ezels worden aangetroffen in County Galway en Mayo. Dat zijn ook de Counties waar de ANC-subsidie het meest aangevraagd wordt. In Noord-Ierland, waar de subsidie niet onder dezelfde voorwaarden geldt, is het percentage achtergelaten ezels beduidend lager.

Het gebrek aan registratie en castratie leidt vervolgens tot misschien wel het grootste probleem voor de ezel in Ierland: de inteelt. Er wordt op nationaal niveau geen stamboek van de dieren bijgehouden en eigenlijk weet niemand wat de stamboom van zijn eigen ezel is. Ongecastreerde ezels worden ergens in een veld gezet en de boer die subsidie voor ze krijgt, kijkt nauwelijks nog naar ze om. Zo komen er ongereguleerd nog meer ezels bij. Inteelt bij ezels is niet heel anders dan bij mensen: gezondheidsproblemen ontstaan en het ontbreekt aan sterke genen, waardoor de dieren aan chronische aandoeningen komen te lijden.

De waardeloosheid van de ezel lijkt daarmee onderdeel van een neerwaartse spiraal. Door de geringe waarde van het dier zijn castratie en registratie in verhouding duur. De populatie groeit hierdoor ongereguleerd verder en de waarde van het dier zinkt, samen met zijn levenskwaliteit, nog dieper.

Dit is precies wat de DSI wil aanpakken. De afgelopen jaren heeft het asiel zich met name gericht op het redden van ezels in erbarmelijke omstandigheden. En hoewel het publiek houdt van de acute ‘voor-’ en ‘na-foto’s’ van geredde en opgekalefaterde ezels, wil de organisatie op een langetermijnvisie inzetten. Het gaat erom kennis te verspreiden, in en met de (boeren)gemeenschap te werken en mensen in staat te stellen voor hun eigen ezels te zorgen. Want daar ligt het grootste probleem: in het gebrek aan kennis en vastgeroeste rurale ideeën over hoe met dieren om te gaan. Deze ideeën worden van generatie op generatie overgedragen en komen niet mee in de moderne trend van dierenwelzijn en de veranderde relatie tussen mens en dier.

Dit betekent niet dat alle Ierse boeren niet van hun ezels houden. Integendeel: in sommige gemeenschappen heeft het dier de status van een talisman of geluksbrenger. Zijn grote oren toveren bij iedereen een glimlach op het gezicht. Maar het is met kennis, niet met liefde, waarmee mensen de juiste welzijnsbeslissingen voor hun dieren kunnen nemen.

Wanneer de langetermijnvisie van de DSI omgezet kan worden is nog onbekend. Afgelopen jaar kwamen weer meer ernstige ezelgevallen bovendrijven. Onder meer door de coronacrisis, waardoor mensen in financiële problemen kwamen. ‘When human welfare suffers, animal welfare suffers’, concludeert Laura Foster. Ook de aanpassing in de ANC-subsidie sinds 2020 zal effect hebben: ezels mogen nu maximaal de helft van het totale subsidievee uitmaken. Dit sluit heel wat mensen van de subsidie uit. Had je voorheen bijvoorbeeld vijf ezels die golden voor vijf vee-eenheden, dan tellen die tegenwoordig nog maar voor tweeënhalf mee. Sommige boeren halen hierdoor de gemiddelde veedichtheid niet meer en lopen de subsidie mis. Of het effect hiervan positief is op het welzijn van de ezel valt te betwijfelen.

De DSI kampt sinds de uitbraak van de coronacrisis ook met financiële tekorten. Het asiel is al maanden gesloten voor bezoekers en de sponsoring en giften vanuit de gemeenschap, waar ze zich grotendeels mee financiert, lopen ook terug door de crisis. Laura Foster vreest daarnaast de effecten van de Brexit op de Ierse boerengemeenschap. Laura: ‘We’ve got a perfect storm coming.’ Het staat er slecht voor met de ezel in Ierland. Daragh ziet heil voor het dier in de toeristische waarde. De mensen die de Atlantic Way (de toeristische route aan de westkust) afrijden, willen volgens hem geen paarden of koeien in de velden zien staan, maar van gezondheid blakende ezels met pluizige oren en bolle buiken. Het romantische beeld van het rurale Ierland.

Zijn het dan toch het boerenimago en de uitgestrekte groene velden waar de ezel hernieuwd haar waarde uit moet putten? In de toekomst niet als ‘the poor man’s tractor’ of ‘the poor man’s horse’, maar met de focus op ‘the poor man’s friend’. Het dier dat er altijd voor de Ieren geweest is, in haar waarde en waardeloosheid. Want, zo vertelt Maura: ‘It was the donkey’s back, on which Ireland was built.