'The other side of the community'. Hoe er geen einde komt aan het verleden in Noord-Ierland.

Dit artikel verscheen op 25 mei 2021 op de website van de Groene Amsterdammer

De sfeer is gespannen in Belfast, vertelt Stephen Donnan-Dalzell. Hij woont niet ver van Lanark Way, waar begin april een dubbeldekker door relschoppers gekaapt werd en vervolgens in brand gestoken. Stephen zag de rookwolken vanuit zijn woonkamer en hoorde de helikopters en politiesirenes. ‘It was pretty scary’. Toch voelt hij zich op het moment niet onveilig in zijn buurt in West-Belfast. Hij is vooral ‘heart-broken’ en boos over de rellen. Het lijkt alsof de geschiedenis zich herhaalt en niks op het Noord-Ierse deel van het eiland verandert.

Het geweld van de afgelopen weken kwam vanuit de loyalistische gemeenschap, de extreme aftakking van de unionisten, oftewel pro-Britten. Het Noord-Ierse protocol (onderdeel van de Brexit-deal, waarmee de zeegrens tussen Groot-Brittannië en Noord-Ierland een feit werd) wordt als katalysator aangewezen. Producten tussen beide delen van de Unie kunnen niet meer vrij verhandeld worden. De economische verwevenheid met de Republiek van Ierland in het zuiden wordt hierdoor vergroot. Mentaal voelen de unionisten zich door de zeegrens ingesloten en verder verwijderd van de Britse Unie.

De leiders van de grootste unionistische partij, de Democratic Ulster Party (DUP), hebben voor de Brexit gestemd en zitten nu met de consequenties. De contouren van een verenigd Ierland krijgen steeds duidelijker vorm, waarmee de identiteit van de pro-Britse gemeenschap op het spel komt te staan. Unionisten en loyalisten voelen zich hierdoor door de DUP in de steek gelaten en niet gezien. Ze zien voor zichzelf geen plek in een verenigd Ierland.

Maar er speelt meer. Volgens de Noord-Ierse politie werd het geweld aangezwengeld door paramilitairen, die zich tegenwoordig meer bezighouden met drugs dan met het etnisch-religieuze conflict in Noord-Ierland. Na een aantal succesvolle arrestaties afgelopen maanden wordt het ze heet onder de voeten. De paramilitairen zouden de jongeren uit loyalistische gemeenschappen opgehitst hebben tot relschoppen. Want het waren met name jongeren, sommigen niet ouder dan dertien, die met capuchon en mondkapje op bakstenen en molotovcocktails tegen de vredesmuren in Belfast gooiden. Volgens sommigen was het geweld ook een uiting van ‘lockdownverveling’. De buurthuizen en scholen zijn al maanden dicht.

De rellen in de hoofdstad trokken de wonden in de Noord-Ierse samenleving open. En zo gaat dat altijd, meent Stephen. Zolang er vrede heerst, interesseren de regeringen uit Dublin en Londen zich niet voor de problematiek in Noord-Ierland en sluimert alles voort. Maar er komt altijd weer een uitbarsting van de spanningen die overblijfselen zijn van de Troubles, de burgeroorlog die van de jaren zestig tot negentig van de vorige eeuw woedde. Dan duiken de media weer vol op ‘casus-Noord-Ierland’, tot men merkt hoe moeilijk en uitzichtloos de patstelling tussen de katholieke en protestantse bevolkingsgroepen is. ‘They’ll forget about these riots in a few weeks, until it happens again. And then it’s just over and over again’, aldus Stephen.

Vanuit buitenlands perspectief lijkt de Brexit de belangrijkste reden voor de onrust in het land, maar hiermee wordt de werkelijkheid versimpeld. Voor de Noord-Ieren zelf voelt het anders. Zij zien iedere keer dezelfde angst, woede en onrust die voortkomen uit een onverwerkt verleden en het gevoel dat de eigen identiteit wordt ingeperkt. De ene keer aan republikeinse, dan weer aan loyalistische zijde.

Catherine, die als vroedvrouw in de door rellen opgeschrikte wijken in Belfast werkt, moet lachen als ik vraag of ze haar werk kon doen tijdens de onrustige dagen. ‘Our community teams are used to this. A lot of the girls have worked through various riots, at very different times.’ Catherine maakte haar verpleegopleiding af tijdens het hoogtepunt van de Troubles. Haar eerste contact met patiënten was tijdens de bomaanslag in Enniskillen in 1987. Als ze iets niet wil, dan is het terug naar het geweld van toen.

Volwassen Noord-Ieren zien het huidige geweld met lede ogen aan. Deze kinderen, die voor een nieuwe start hadden moeten staan, grijpen nu ook naar bakstenen en molotovcocktails. Stephen heeft er een verklaring voor. Met het Goedevrijdagakkoord van 1998 legden de paramilitairen aan katholieke en protestantse zijde dan wel de wapens neer, maar volgens hem betekende dat nog geen vrede: ‘People weren’t living in peace, they were just living without violence. There were still scars, there were open wounds that continued to fester in communities.’

Er werd na 1998 op nationaal niveau geen poging gedaan om het verleden te verwerken. Vanuit burgerinitiatief zijn er enkele organisaties opgericht die zich bezighouden met slachtofferschap en verwerking van de burgeroorlog. Maar een verleden dat nog regelmatig opvlamt, blijkt niet rijp voor een gezamenlijk verwerkingsproces. Een Waarheids- en Verzoeningscommissie zoals in Zuid-Afrika kwam er bijvoorbeeld niet, en ook de scholen werden niet geïntegreerd. De vrede in 1998 kwam onverwacht en was fragiel. Uit angst om het vredesproces te ver te drijven, wilde men niet in de wonden wroeten en dus hield iedereen zijn mond. Er was geen geweld meer, en dat was genoeg.

Als gevolg van de burgeroorlog kampt Noord-Ierland met een van de hoogste percentages ter wereld aan volwassenen die aan PTSS leiden. Dit beïnvloedt niet alleen het dagelijkse bestaan van de slachtoffers en hun naasten, maar heeft ook een grote impact op de economische situatie van families, het zorgsysteem en de regering. Het trauma houdt het verleden in leven en oefent daardoor grote invloed op het heden uit. De directe en indirecte kosten van de stressstoornis werden voor bijvoorbeeld in het jaar 2008 op 172,8 miljoen pond geschat.

De rellende jongeren hebben de Troubles niet direct meegemaakt, maar ze zijn opgegroeid in een gesegregeerde samenleving waarin woede en pijn te voelen zijn. Zeker in de arbeiderswijken die altijd het decor zijn voor de opstootjes. Muurschilderingen herinneren voortdurend aan de macht van paramilitairen en vredesmuren scheiden katholieke en protestantse gemeenschappen van elkaar. In mijn naïviteit bezocht ik twee jaar geleden West-Belfast om de vredesmuren, waarvan ik dacht dat ze als een soort monument voor de vrede dienden, te bekijken. Maar het waren geen muren om de vrede te vieren, het waren metershoge muren om de vrede te bewaren en ik kwam er aldaar achter dat de enkele poorten iedere nacht werden gesloten om de gemeenschappen van elkaar te scheiden. Samen met de miezerregen dreef er een vreemde, agressieve nevel door de straten van de arbeiderswijken.

De pijn, het onrecht en de woede uit de burgeroorlog leven voort en zijn zelfs voor naïeve buitenlanders voelbaar. Veel Noord-Ieren heffen echter opgewekt het hoofd en proberen er het beste van te maken. Als gespreksthema worden de Troubles vermeden. Oonagh O’Reilly, een jonge moeder uit de buurt van Newry, voelt in de opvoeding van haar kind de spanningen terugkeren. Zelf groeide ze op in een veilige katholieke omgeving. Maar, vertelt ze, haar familie is getekend door zelfmoorden die niet los te zien waren van de psychische belasting van de burgeroorlog.

Met haar dochter spreekt ze er nauwelijks over. Ze is nog jong en Oonagh wil niet dat ze opgroeit met het idee dat de ene gemeenschap beter is dan de andere. Ze wil haar leren dat alle religies gelijk zijn en mensen elkaar moeten respecteren. Toch ze stuurt haar dochter naar een katholieke school. Ze vindt het ethos prettig en er is niet veel keus in hun katholieke omgeving. Geïntegreerde scholen zijn er wel, maar vormen bij lange na nog geen standaard. Haar dochter heeft onderhand door dat ze op een katholieke school zit, en dat die anders is dan de protestantse. Ze vraagt haar moeder hier naar, maar heel duidelijk kan zij het haar ook niet uitleggen. Oonagh merkt op dat ze zelf steeds ‘other side of the community’ zegt, wanneer ze de verhoudingen in het land probeert uit te leggen. ‘I hate saying that! “The other side of the community…” But you know what I mean. I don’t really know another way to say it.’

Het valt in Noord-Ierland op dat hoe welvarender een wijk of buurt is, hoe geïntegreerder zij is. Het zijn met name arbeiderswijken die door vredesmuren gescheiden worden. Stephen ziet de grootste oorzaak voor de rellen dan ook in de sociaal-economische achterstand van het land. Hij werkte een tijd in de daklozenopvang in Belfast en begeleidde mensen met een alcohol- en drugsverslaving. ‘The end result of deprivation and neglect’, vertelt hij, in combinatie met een onverwerkt trauma. De kinderen die je zag rebelleren zijn volgens hem niet geïnteresseerd in de Brexit en nog minder in de zeegrens. Ze hebben geen toekomst, meent hij, dat wordt hen constant verteld, en ze hebben geen positieve rolmodellen. Hun voorbeelden komen van de straat en staan vaak in verbinding met paramilitairen en drugscriminaliteit. Stephen is opgegroeid in een unionistische gemeenschap en pro-Brits, maar het idee van een verenigd Ierland staat hem niet helemaal tegen. Als de positie van de arbeidersklasse maar verbetert. Stephen: ‘Unless we move towards a more compassionate society were people are looked after and they are not left to be deprived and in poverty, then it doesn’t matter whether we have an United Kingdom or United Ireland, people will still be suffering.’

In het Goedevrijdagakkoord werd vastgelegd dat in de Noord-Ierse regering altijd zowel de katholieke als protestantse gemeenschap vertegenwoordigd moet zijn. Dit zou ‘cross-community cooperation’ bevorderen. Om dit systeem te handhaven, moeten verkozen parlementsleden zich definiëren als ‘nationalist’, ‘unionist’ of ‘other’. Al jaren zijn de unionistische DUP en nationalistische Sinn Féin hierdoor gedwongen samen te regeren. De twee partijen weten dat ze moeten samenwerken, maar akkoorden komen moeilijk van de grond. De Noord-Ierse regering heeft de afgelopen twintig jaar lange periodes stilgelegen, omdat de DUP en Sinn Féin het niet eens konden worden. Het wantrouwen zit diep. Daarnaast onderhouden ze vage banden met de paramilitaire groeperingen aan hun zijde. Bij de Noord-Ierse kiezer leidt dit tot weinig vertrouwen in de politiek. De stemopkomst voor de parlementsverkiezingen in 2017 was nog geen 65 procent.

Deze politieke constellatie zorgt er ook voor dat er nauwelijks een oppositie is in het parlement. Deze bestaat uit zeven zetels, tegenover een regering met 82 zetels. De Noord-Ierse media worden overspoeld met verwijten van Sinn Féin aan het adres van de DUP, en andersom. Beide partijen teren op het sektarische verleden en met deze tweedeling werven ze hun stemmen. De huidige politiek staat op het fundament van een gesegregeerd en gewelddadig verleden en er wordt niet samen aan een huis gebouwd. Sinn Féin zegt in gesprek te willen gaan met unionisten om hun ook een plek in een verenigd Ierland te geven. Ze lijkt hiermee een deur te openen, maar toont daarmee ook aan dat de unionisten te gast zijn. En het is precies deze toekomst waar de DUP en haar aanhang bang voor zijn.

Sinds de rellen van haar eigen aanhang verkeert de DUP in een crisis. De partij stemde voor de Brexit, maar wijst nu met een boze vinger naar Westminster voor het invoeren van de zeegrens. Partijleider en premier Arlene Foster is afgetreden door een motie van wantrouwen vanuit eigen partij. De nieuwe kandidaten voor het DUP-leiderschap, zoals de conservatieve Edwin Poots, geven niet de hoop dat de DUP de kloof tussen zichzelf en haar achterban weet te dichten. Op sociale media zijn het vooral de gematigde unionisten die hun zorgen over extremere standpunten vanuit de DUP uiten. Sinn Féin houdt zich op het moment op de vlakte.

De DUP heeft geen duidelijk sociaal-economisch beleid om de verpaupering van delen van haar achterban te verbeteren. Ze boogt op de woede van deze arbeidersklasse, die door haar beperkte middelen teruggrijpt op het verleden dat ze kent: geweld tegen de vijand. Uit de klassieke verhoudingen is de vijand altijd de katholieke gemeenschap, maar vorige maand was te zien hoe het geweld ook tegen de politie en daarmee de gevestigde orde was gericht. Voor de onderklasse is rellen de enige manier waarop ze zich gehoord voelt. Het genereert media-aandacht.

Afgelopen 3 mei werd het honderdjarig bestaan van de Noord-Ierse staat gevierd. In de context van de onrust van de laatste weken, zowel op straat als in de politiek, was er weinig te feesten. Met een vragende blik werd naar de toekomst gekeken, want hoe nu verder? Eigenlijk kampt de Noord-Ierse staat sinds het Goedevrijdagakkoord met deze vraag en na 23 jaar hebben weinigen daar een constructief antwoord op.

De wolken van een referendum over een eenheid met de Republiek Ierland hangen boven het Noord-Ierse politieke landschap. Niet alleen omdat men de ontwikkelingen in Schotland op de voet volgt, het is ook wettelijk in het Goedevrijdagakkoord vastgelegd: wanneer vermoed wordt dat een meerderheid van de bevolking voor een Ierse Eenheid zal stemmen, dient een referendum uitgeschreven te worden.

Op het moment is het land er in ieder geval nog niet klaar voor, zo menen de burgers Stephen, Oonagh en Catherine. Alle drie willen ze verandering zien, maar de verhoudingen in het land liggen nog te gevoelig. Volgens Catherine laten de Noord-Ieren zich tegenhouden door het verleden. Volgens Stephen heerst er juist te veel trauma om een dialoog te kunnen aangaan. Hij ziet niet voor zich hoe een referendum georganiseerd kan worden. ‘It will be difficult for people to navigate. Politics here can be so toxic and volatile. There is the potential for it to be very messy.’

Volgend jaar vinden parlementsverkiezingen plaats. De crisis bij de DUP heeft het politieke landschap opgeschud, maar een verandering brengt dit waarschijnlijk niet teweeg. Constitutioneel staat immers nog steeds vast dat de grootste nationalistische en unionistische partijen moeten samenwerken, en dat zijn waarschijnlijk de DUP en Sinn Féin.

De liberale middenpartij Alliance wint onder jongeren echter aan populariteit. De partij, die begin jaren zeventig werd opgericht, neemt afstand van de sektarische deling en focust op een gemeenschappelijke toekomst in Noord-Ierland. Ze willen meer geïntegreerde scholen en een gezamenlijke visie op het verleden. Hierdoor definieert ze zich in het parlement als ‘other’, waardoor een coalitie met bijvoorbeeld enkel Sinn Féin uitgesloten is.

Catherine ziet geen heil meer in de politiek. Ze is ervan overtuigd dat veranderingen door de mensen van onderaf geleid zullen worden. In haar werk ziet ze hoe ‘the people on the ground’ succesvol samenwerken: een vredige samenleving is mogelijk. Jonge generaties zullen opstaan en zich niet meer in de agressieve retoriek van de huidige politiek uitdrukken. ‘But can I tell you what the future looks like at the minute? I don’t know.’



Een enkele naam is op verzoek geanonimiseerd in dit artikel. De echte naam is bij de redactie bekend.