The Arrogance of it All

Gepubliceerd op 25 juli 2019

Al een aantal weken verblijf ik nu bij een Britse familie in Ierland. Iedereen is heel aardig, open en vriendelijk. Iedere avond is er een etentje en er wordt veel gelachen en gediscussieerd. Maar ik heb het gehad. Ik wil naar huis. Ik had een inzicht dat me niet meer loslaat. De arrogantie.

Charles en Celeste lijken niet arrogant (al halen ze wel hun neus op voor de locals , voor Neill, de boer van verderop). Ze zijn niet arrogant in de oppervlakte, hun karakter, maar er zit een diepe – diepe – arrogantie in de structuren van hun denken geworteld. Een superioriteitsdenken waar ze niet op kunnen reflecteren, omdat het met alles samen valt. Wat je ze niet kunt uitleggen als buitenstaander, omdat je het onmogelijk kunt begrijpen als je er zelf middenin zit.
      Let op: het zijn niet de Ieren. Het zijn absoluut niet die lieve, ronde, vriendelijke Ieren met hun handen als kolenschoppen. Het zijn de Engelsen (Charles, Hilda en Helen) en Noord-Ieren (Celeste), die, hoe wereldlijk ze zichzelf ook willen maken, nóóit een andere cultuur zullen (of vooral: willen) begrijpen. Volgens Heidegger is het Zelf nodig om de Ander te kennen. Maar bij hen gaat het niet om de kennis van het Zelf, dat zich vervolgens uitbreid met oprechte kennis over de Ander. De Ander wordt slechts hobbymatig in kaart gebracht door alleen maar vanuit het Zelf te kijken. Het eigen ik staat altijd centraal. Waar baseer ik dit op?
      Op de Duitse, Franse, Italiaanse steden, schrijvers en films die ze met de meest verschrikkelijke, totaal verbasterende accenten uitspreken en vervolgens beledigd zijn dat je niet direct weet wie of wat ze bedoelen.
      Op de vraag: ‘So what kind of English poetry are you into?’, die volledig veronderstelt dat je er al geïnteresseerd in bent, hoewel je vier of vijf keer hebt vertelt dat je van Russische en Duitstalige literatuur houdt.
      Op Celeste, die zegt dat Charles zo ‘excellent’ en ‘accent-free’ Duits spreekt, terwijl ik zijn gebrabbel nauwelijks kan verstaan.
      Op de nadruk die ze constant leggen op hun reizen, waar ze allerlei wonderbaarlijke mensen hebben ontmoet, alsof alles buiten de Britse eilanden een golvend landschap is vol elfen.
      Op hun haat tegenover de Brexit, maar vervolgens alle woorden waaruit blijkt dat ze geen idee hebben wat Europa is, laat staan het pan-Europese ideaal. Over ‘Europa’ spreken ze nooit, slechts met ‘the continent’ duiden ze het aan.
      Op hun zelf benoemde interesse in de wereld en het vervolgens alleen maar luisteren naar de BBC en het nieuws wat hún eigen eilanden betreft.
      En tot slot op de totale verontwaardiging over mijn uitspraak dat ik niet zo van Shakespeare houd. Hoe kan dat nou?! Shakespeare heeft de hele Engelse taal vernieuwd! En precies daarom kan het me geen ene moer schelen.

Het ergste is dat ze totaal geen idee hebben van hun eigen arrogantie - misschien schuilt juist precies daar de arrogantie ook in – en ik het ze daarom niet kwalijk kan nemen hoe ongelofelijk hautain ze zijn. Het wordt ze met de paplepel ingegoten. De hele structuur van hun samenleving is op hun Britse superioriteit ingesteld, alle voorgaande denkers waar ze zich op baseren waren net zulke pedante snobs als zij.

Nee, ik kan het ze niet kwalijk nemen. Maar wat ben ik verdomme blij een Nederlander te zijn. Een Nederlander, iemand uit een klein land, die zich constant tegenover anderen moet verhouden, nooit de toon aangeeft. Voor wie de grut op de paplepel bestaat uit een mengeling van flexibiliteit, aanpassingsvermogen en een calimero-complex. Voor wie het eigen platte landschap nooit voldoende is (begrijpelijk) en dus rondtrekt met een camper. Iemand die er nooit van uit gaat dat anderen weten waar zijn dorp of stad ligt, en al helemaal niet dat buitenlanders weten wat de Nederlandstalige benaming voor een specifiek gesteente is.
      De Nederlander is klein, maar zit gelukkig niet vast op een eiland en dus trekt hij de wereld in. In staat om zich tot anderen te verhouden, zich werkelijk in anderen te interesseren en te leren, te leren, te leren. In staat de Ander te kennen, te begrijpen. Maar misschien moeten we ook wel, omdat niemand ons echt kent.
      De Nederlander is vrij. Vrij in zijn doen en vrij in zijn denken als inwoner van een welvarende West-Europese staat. En precies daarin schuilt misschien haar Nederlandse eigenzinnige arrogantie. Omdat er een eigenaardige arrogantie schuilt in iedere welvarende West-Europese staat. Wie zal het zeggen?
Niet de Britten, daar kun je van op aan.