Herr Klaus

Gepubliceerd op 10 januari 2022

Herr Klaus maakt zich zorgen om me. Hij heeft gehoord dat ik naar Amsterdam verhuis en het zit hem dwars, hij moet het toch gezegd hebben. En dus grijpt hij me bij de arm. Hij volgt het nieuws en hij vindt het niks, al die drugs in Nederland, nee het lijkt wel een narcostaat daar.
      Maar wat wil je dan ook, zegt Herr Klaus, wat wil je dan, met zo’n haven.
Hij kijkt me over zijn vierkante jaren tachtig bril aan.
      Hoe gaat het met de ogen, vraag ik. Herr Klaus was er een tijdje niet, we begonnen ons al zorgen te maken, in het café. Zijn rechteroog staart me rood en glazig aan.
      Och ja, ’t heeft niets geholpen, dat zie je zelf. Maarja, niet geschoten is altijd mis. Of ik nog wat suiker voor hem heb, vraagt hij.

Herr Klaus komt een paar keer per week langs en drinkt een koffie. Vroeger dronk hij altijd een espresso, tot het hem niet meer smaakte. Hoeveel suiker hij er ook in deed, zijn maag verdroeg het niet meer. Dat doet de ouderdom, had hij hoofdschuddend gezegd.
      Misschien helpt wat melk, stelde ik voor en maakte een espresso macchiato voor hem klaar. Vanaf zijn tafeltje buiten op de stoep wuifde hij totdat wij, vanachter de bar in het café, hem opmerkten. Hij stak zijn duimen op. Vanaf toen bestelde Herr Klaus nog steeds een espresso, het woord macchiato kon hij niet onthouden, maar we wisten allemaal wat hij bedoelde.

Ik breng hem de suiker en hij schudt het zakje geoefend heen en weer tussen duim en wijsvinger. Dan scheurt hij het aan de bovenkant open.
      Ken jij Van Gogh, vraagt hij.
      Natuurlijk ken ik Van Gogh Herr Klaus, wat denk jij nou.
      Siehst du!, roept hij uit en slaat op zijn knie.
      Ik wist wel dat jij Van Gogh zou kennen. Ik lees nu een boek over Van Gogh en misschien kun jij me verder helpen. Hij kijkt me weer van over zijn bril aan.
      Hoe, begint Herr Klaus en hij neemt even de tijd om na te denken.
      Hoe, spreek je Nu-e-nen uit.
Hij rekt het woord Nuenen uit alsof het een kauwgom is.
      Ach Nuunen, zeg ik. Daar zat hij een tijdje te schilderen of niet.
      Jij weet ook echt alles, zegt Herr Klaus en laat de suiker in zijn espressokopje glijden.
Nuunen, bromt hij meditatief terwijl ik het café weer inloop. Nuunen, nuunen, nuunen.

Niet alleen met macchiato en Nuenen heeft Herr Klaus moeite, mijn naam kan hij ook moeilijk onthouden, en dat stoort hem, vertelt hij. Dat vind hij vervelend, want ik ben toch zo’n aardige meid. Wanneer ik hem zijn koffie breng, vraagt hij nog eens hoe ik heet.
      Jitka. Maar maak je geen zorgen, het is een lastige naam, je hoeft hem niet te onthouden. Dat zeg ik iedereen.
      Doch, zegt Herr Klaus, doch doch. En hij zinkt een beetje dieper in overpeinzingen en in de kraag van zijn overjas weg.

Voordat hij weg gaat, komt Herr Klaus nog kort het café binnen. Hij steekt zijn vinger omhoog en probeert mijn aandacht te trekken, ik, die achterin bij de spoelmachine staat.
      Ik heb een ezelsbrug bedacht, zegt Herr Klaus. De volgende keer als ik je naam niet meer weet, dan zeg jij Njet.
      Njet, herhaal ik.
      Ja, zegt Herr Klaus, precies. Jij zegt Njet en ik zeg Nj, ehm nee, Dzj, ehm ach, Herr Klaus brengt zijn hand naar zijn kin en staat steunend na te denken. De spoelmachine maakt een draaiend lawaai op de achtergrond.
      Jitka, zeg ik.
      Precies! En zijn wijsvinger schiet weer omhoog. Jij zegt Njet, dan zeg ik Jitka.
      Afgesproken, zeg ik.

Op een maandagmorgen, wanneer meestal niks te doen is in het café, steekt Herr Klaus plotseling zijn hoofd om de hoek van de ingang.
      Goedemorgen Herr Klaus, hoe gaat het ermee.
      Goed goed, ik heb geloof ik een boek voor je. Heb je interesse in een boek?
Ik sla de blauwe theedoek die ik in mijn handen heb over mijn schouder, terwijl ik naar hem toe loop.
      Het is van Cees Nooteboom, ken je die?
Ik knik.
      Ik denk dat het jou in het bijzonder zal interesseren, het gaat over jouw land, het gaat over Holland.
      Maar, Herr Klaus, zeg ik, je weet toch dat ik in Duitsland ben omdat ik me voor Duitsland interesseer, ja ik interesseer me misschien zelfs wel meer voor Duitsland dan voor Nederland onderhand.
      Het is een Duitse vertaling, zegt Herr Klaus, ik breng het vanmiddag langs.

In de laagstaande middagzon komt hij diezelfde dag nog aanlopen met een papieren tasje van Peek & Kloppenburg bungelend in zijn hand. Wanneer ik hem zijn espresso macchiato breng, overhandigt hij het me statig.
      Für dich.
Ik haal een groot vierkant boek uit het tasje. Nie gebaute Niederlande. Herr Klaus observeert me ernstig van over zijn vierkante bril, terwijl ik het boek doorblader. Er staan veel plaatjes in.
      Het gaat erover hoe jouw land eruit had kunnen zien. Over de gebouwen die ontworpen zijn, maar nooit gebouwd. Het had allemaal anders kunnen zijn, weißt du, jouw land. Misschien kun je daar over schrijven, als je naar Amsterdam gaat. Ik weet het ook niet hoor, zegt Herr Klaus, het is maar een idee.
      Ben je zelf wel eens in Nederland geweest, vraag ik.
      Ja. Ooit, lang geleden. Naar het Kröller-Müller met de bus.

Njet, zeg ik de volgende keer als ik het espressokopje voor Herr Klaus neerzet. Herr Klaus trekt zijn wenkbrauwen omhoog waardoor zijn lange gezicht nog langer wordt.
      Njet, zeg ik nog eens. Hij kijkt links achter zijn schouder, rechts achter zijn schouder, maar ziet niemand, er is niemand.
      Wat is er aan de hand, vraagt Herr Klaus.
      Njet, herhaal ik.
      Het ezelsbruggetje. Voor mijn naam, je had toch een ezelsbrug bedacht Herr Klaus, dat was njet. Ik zou njet zeggen en jij…
      Dat ben ik vergeten, zegt Herr Klaus.

      Journalistiek is belangrijk, weet je dat, begint Herr Klaus de volgende dag.
Hij zit rechtop op een van de ijzeren terrasstoelen, zijn handen rusten in zijn schoot.
      Ik heb erover nagedacht en dat wat jij gaat doen is erg belangrijk. Ik heb spijt dat ik het niet gedaan heb, maar in mijn tijd ging dat niet zomaar. Ik moest medicijnen doen, medicijnen en muziek heb ik gestudeerd. Welk instrument? Geen instrument. Ik kan noten lezen.
Herr Klaus stopt even met praten, lijkt aan iets te denken.
      Maar de journalistiek, neemt hij de draad weer op, échte journalistiek is belangrijk. Ze houdt de mensen geen spiegel voor, ze ís de spiegel. In dat wat zij is, reflecteert zij de samenleving, dat is journalistiek. Veel mensen weten dat niet. Diegene, die maar een spiegel ophouden, maar zichzelf nog te veel als mens zien, als iemand die de spiegel voorhoudt, dat zijn geen ware journalisten.
Met zijn vinger veegt hij wat vuil van de tafel.
      De echte journalist reflecteert zelf en is hierdoor alles om zich heen en tegelijkertijd ook niets meer. Maar ga naar binnen jij, het is veel te koud, ik zie dat je bevriest.

Op mijn laatste werkdag komt Herr Klaus ook nog even langs. Hij vindt het jammer, zegt hij, dat zo’n leuke meid naar Amsterdam gaat en zich dus zo in het risico stort. Hij heeft het een en ander opgezocht en het is niet moeilijk verslaafd te raken, zegt Herr Klaus, zeker als iedereen maar zo tolerant is. Voor je het weet is het gebeurd en er zijn veel jonge vrouwen, allemaal zoals ik, die gnadenlos sterben. Hun magen zwellen op of hun hart kan het niet meer aan, het is echt verschrikkelijk. Soms stikken ze in hun eigen braaksel. Of ik dat wel wist. Herr Klaus kijkt me van over zijn bril aan.
      Ik hoop dat dat niet met jouw gebeurt.
      Ik ook niet Herr Klaus, zeg ik, ik ook niet, en zet zijn laatste kopje koffie voor hem neer.